Omdat Kees zojuist onderuit is gehannest, staat Kareltje klaar om de bal vanaf elf meter in het doel te mikken. Kareltje is immers de specialist in dit soort situaties. Kareltje heeft nog nooit een penalty gemist. Kareltje wacht namelijk tot de keeper een hoek uitkiest en pas dan bepaalt Kareltje in welke hoek hij zal schieten. Succes verzekerd. Je hebt ook van die geitenbreiers van keepers die op zo'n doellijn gaan staan wachten. Van die goochemerds die denken daarmee de schutter voor een blok te zetten. Echter Kareltje heeft hier lak aan. Moet je lekker doen joh. Piece of cake. Kat in het bakkie voor Kareltje die wel raadt weet met dat soort clowns. Een simpel wreefschotje in het hoekje en het leer kets in dit soort omstandigheden al tegen het netje aan voordat die mafkukel met handschoenen aan ook maar in beweging is gekomen.
Daar staat Kareltje dan. Pal achter de bal. Oog in oog met die ballenvangert. Wachtend op het fluitsignaal van het mannetje in het zwarte pak. De bal ligt goed. Het ronde leer is zorgvuldig door Kareltje neergelegd. Voordat de bal werd neergelegd, heeft Kareltje een klein hoopje gras bij elkaar gefrommeld, op het witte pingelstipje geschoven, daarna dat hoopje goed stevig vast getrapt, nog wat verfijnd gefatsoeneerd gekneed met de handjes, zodat een gemaakt polletje op het elfmeter kalkgebiedje is ontstaan. Vervolgens heeft Kareltje de bal gepakt en het leer op dat kleine gefabriceerde aardbobbeltje vastgedrukt. Goed stevig, dat het balletje er straks niet vanaf kan rollen. Nog even dat leer voor de zekerheid omhoog tillen. Geen oneffenheden onder het balletje? Nope. Potdomme, het is een mooi kuiltje hoor dat Kareltje gemaakt heeft. Kun je jus in gieten. In dat kuiltje. Van die hete hutspotjus. Zo met de pollepel omgekeerd, in dat kuiltje, als een pruttelend vulkaantje achterlatend op dat bordje van je. Nou vooruit, nog één keer aandrukken dan. Daarna mag het balletje wederom terug op zijn plek. Zo. Klaar. Voorbereiding geschiedt. Een ferme trap tegen de bal zal er straks voor zorgen dat het leer goed van de grond zal komen. Tja, zulke schoten zijn moeilijker voor een keeper dan van die laag geschoten droogschuivers over het gras. Dat soort geschoten ballen zijn ook nog eens ballen die statistisch gezien het meest worden tegengehouden door zo’n handschoenmafkees. Nee, van dat soort baltrapperijtjes moet Kareltje niets hebben. Nee nopes nee en van je nee noppes nee. Laat dat duidelijk zijn. Kareltje doet het op zijn eigen vertrouwde manier. Eerst een mooi polletje maken van het gras, bal erop leggen, beetje indrukken dat het leer goed stevig blijft liggen, positioneren en dan… pats. Zo heeft Kareltje het al van jongs af aan gedaan. Altijd raak geschoten, nooit eens een misser. Zo'n afkeurde voetballer met handschoenen aan heeft zelfs nog nooit een bal van Kareltje aan weten te raken, wanneer Kareltje een pingel nam. Dus waarom zou Kareltje van patroon wisselen? Schoenmaker blijf bij je leest, luidt immers al jaren het spreekwoord. Tja. Nou. Poeh. En wie is Kareltje dan om van dat ritueel af te stappen.
Van origine is Kareltje een nietszeggende linksback. Zo'n doorsnee ballert van het kaliber: heb je de bal, lever dat ding dan maar weer zo snel mogelijk in bij een medespeler die er wel raadt mee weet. Zo'n type ballert dat louter gebruikt wordt als opvulling in het veld. Maar Kareltje start wel altijd in de basis. Opvulling of niet. Dat dan weer wel hè. Kareltje wordt namelijk steevast als eerste op het formulier vermeldt. Heus. Een pingel wordt heden ten dage snel gegeven door zo'n blaastetter in het zwart. Vandaar. Menig cluppie mocht zich zo'n doorsnee kutback als Kareltje wensen in zijn elftal. Een pingel wordt, zo geven de statistieken aan, gemiddeld in vier van de vijf wedstrijden gegeven. Nou, en met Kareltje in je ploegje betekent dat in ieder geval een score op het wedstrijdformulier.
En dan al die theorieën van die penaltyanalisten, van die gassies die er een hele wetenschap aan hebben gewijd, die er goddomme een afstudeerpraatje aan hebben gewaagd, die altijd maar weer beweren dat je een goede aanloop moet nemen bij zo'n elfmeter trap. Omdat een goede aanloop zo cruciaal is voor een goed schot. Ja, ammehoela. Voor Diederik Jan met zijn rechterveter gestrikt in zijn linkervoetbalschoen en visa versa misschien. Voor dat soort kneusjes gelden die wigwam zeefkleef theorieën wellicht. Die theorieën van een te zacht schot is makkelijker houdbaar voor de keeper. Maar heb je die gassies weleens een bal op zo'n stip zien neerleggen? Daar zit potdomme niets geen ene balhaar pingelinstinct achter. Dat soort gassies, vaak van die verwende klootviolen met gekleurde veters in van die lichtgevende nichtenschoenen dat legt zo'n bal met een air neer. Zo van... zo van... ik leg die bal neer en dan geef ik dat leer toch een venijnige rothengst van jewelste - en ook al komt gekke blinde Tante Truus met haar vette reet langs denderen om zodanig de trein nog proberen te halen, maar die dat dan net niet haalt omdat de conducteur inmiddels al op zijn fluitje heeft geblazen en om die reden pardoes op het spoor terecht komt - om die leren knikker vervolgens als een afgerukte malloot hoog over, ver naast, of... als dat balletje nog enigszins de richting van 'tussen de palen' weet te vinden, lullig in de jatjes van zo'n handschoenballert te jensen. Ach dikke fuck off met die nepgasten, die egoïstische doelpuntenmachines die zonodig via een simpele elfmeter trap zo hun doelpuntengemiddelde nog wat proberen op te vijzelen. Dikke groene rochelspuug op die mennekes met hun haartjes nog snel in de scheiding gekamd voordat de scheids op zijn fluitje blaast. Allemaal theoretische borrelpraat. Nee, laat praktijkman Kareltje het nou maar doen, dan komt alles in orde met die trap van 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11 meterstappen van de doellijn vandaan. En dat andere theoretische gezeik van een schijnbeweging heeft geen zin. Nee, dat heeft zeker geen zin. Alhoewel Kareltje zich in die theorie wel kan vinden. Maar toch. Toch blijft het theoretisch onnozel gezeik van betweterige nonoprofessoren met hun lijpe hoedje op, die verdomme nog nooit in hun leven met hun vadsige varkenspoten in schoenen met noppen eronder hebben gestaan, laat staan dat die broodmongolen ooit weleens in hun leven tegen een bal hebben getrapt. Nee, die universiteitmeneertjes die het zo goed weten, hebben die hele bende theorie natuurlijk weer van een computerschermpje weten te vissen. Die hebben er weer een paar cryptische wiskundige modellen op losgelaten. Beetje gegevens hier en daar verzameld, vervolgens tikke tikke tikke doen enzo en dan druk op de knop zodat het apparaatje van je ratelen doet.
Afijn, daar staat Kareltje dan. Pal achter de bal. Oog in oog met die ballenvangert. Mannetje in het zwarte pak staat in zijn nabijheid. Met zijn drieën zijn ze de enige personen die zich in de zestien bevinden. De rest, Kareltjes teamgenoten en die mannetjes van de tegenpartij, staan door elkaar, buiten de zestien opgesteld. Kareltjes maten weten al hoe laat het is. De mannetjes van de tegenpartij maken aanstalten om in te lopen zodra het fluitsignaal door het mannetje in het zwart is gegeven, in de hoop dat er een wonder geschiedt. Kareltjes linkerbeen staat naast de bal gepositioneerd. Kareltje kijkt. De handschoenen ponem beweegt raar op de doellijn. Een makkie, denkt Kareltje. Mannetje in het zwart heeft zijn fluitje al bij zijn smoelwerk. Dan hoort Kareltje het snerpende geluid. Het rechterbeen gaat naar achteren. De ballenvangert met handschoenen beweegt van links naar rechts, van rechts naar links, van links naar recht, van rechts naar lin... PAF. Met een mooie degelijke sierlijke zwaai komt het rechterpootje van Kareltje tegen het leer aan. Een perfect uitgevoerde trap. Het leer is ideaal geraakt. Precies het gebied van binnenkant wreef (bovenkant van de voet tussen de enkels en de tenen) en het midden van de voet. De bal schiet ietwat omhoog door het vooraf gemaakte polletje gras, en verdwijnt met een streep rechts halfhoog van de keeper, die er wat verloren bijstaat, tegen de touwen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten